Ik benoem de liefde I
Ik ben gestopt met liefde
zoals een kettingroker
als een schijnheiligaard
met drinken staakt.
Ik ben uit liefde gestapt
als uit mijn kleren
zoals een gladde slang
voor de eerste man
Ik ben gestopt met liefde
zoals een cynisch mens vol hoop dat doet
op oudejaar of nieuwejaar
welke van de twee ook beter klinkt.
Ik ben begonnen aan de nacht
het valse licht plant zich voort en
tracht mijn lichaam te bedekken
ik plaats mijn lippen net zo,
op de koude huid in de spiegel
in de hoek, ontspruiten wortels
zo heb ik het bedacht,
uit jouw vlees een boom te wekken.
Zie, ons in meerdere malen ontplooien
rond elkaar in stukken,
Kijk, onze materie in revolutie
aan triestheid ontvluchten,
zie, in het geslepen glas,
kortstondig mijn beeltenis ontdooien
kijk, hoe het rijp is voor de pluk,
de koude koffie, en ons bittere geluk
Ik ben gestopt met liefde
Liefde noem ik nu wat ik
hier doe met die mannen
en de kat.
Ik benoem de liefde II
En nu?
Dit podium kraakt onder mijn voeten. Het lijkt zijn adem in te houden en het maakt me ongemakkelijk. Het podium lijkt meer te weten dan jij of ik. Het ligt daar maar, straks, als wij hier niet meer zijn, gewoon op de grond.
Maar nu is alles anders, want jullie kijken. Men kijkt, het kijkt, het kijken.
Ik weet niet of jullie het weten willen maar als ik reis, reis ik in verhalen
en ik ga met poëzie in bad,
ik dompel de pagina’s onder tot ze stikken
een soort van foltering, waarbij wat lukt komt bovendrijven…
Ik weet niet welk verhaal me nu te pakken heeft,
maar ik sla de poorten dicht,
ik plak een midden aan een einde en fantaseer het begin
Een begin waarin ik smeek:
Kom laten we vuur uit koude kromme tenen maken. We wrijven ze tegen elkaar om iets in onszelf te blussen. Alsof het ons zou kunnen redden van spontane zelfontbranding.
Je lacht en zegt dat ik niet grappig ben. Je knijpt en zegt me geen pijn te voelen. Je ademt en zegt dat mijn adem jouw adem volgt. Je geeft me koffie, maar ik mag niet wakker worden.
Ik zei daarnet eruit te stappen, maar je hebt gespleten loopgraven
in je hoofd en ik laat me er vrijwillig inzakken,
ik kan niet anders, ik ken niet anders en wat heeft een woord dan nog te bieden?
Als nee niet langer nee betekent
maar een gefluisterd houden van bewijst
en mijn schoenen in de modder blijven steken?
Woorden woorden woorden
als ik iemand daar zie lopen die niet in te halen is,
aan een mouw trek en mijn eigen ogen tref
Excuses, jullie zijn getuigen van een slag om niets, een pseudo-oorlog
een niemandsland dat iedereen met de voeten treedt
dat ik alleen doorkruisen moet. Ik doorkruis een platgetrapt ik-land
ik bestijg het podium
en ik lach. Ik lach en ik open
de poorten